Als Han Han, het immens populaire blogfenomeen uit China, vroeger op school een opstel moest schrijven, ging hij altijd even na welke politieke leuzen er in zwang waren. Liep er een overheidscampagne tegen spugen op straat, dan beschreef hij hoe hij met blote hand een fluim van een voorbijganger had opgevangen en kon hij, met een afsluitend woordje van lof voor ‘onze grootse natie’, geheid rekenen op een goed cijfer.
De opmerking is tekenend voor Han Han, en niet alleen als je weet dat hij op zijn zeventiende van school ging en met een roman over een slimme, gevatte schoolverlater prompt alle bestsellerrecords brak. Nee, ook om de conclusie die hij eraan verbindt: het Chinese onderwijs dwingt jongeren te veel in een keurslijf, een authentieke mening is in een schoolopstel niet gewenst, waardoor je mensen kweekt die denken dat ze alles aan de hogere machthebbers te danken hebben, niets aan hun eigen talent.

Het is de rode draad in de Engelstalige bundeling blogs This Generation, uitstekend samengesteld door vertaler Allan Barr uit Han Hans al dan niet door de censuur verwijderde postings van 2006 tot 2012. Eenzelfde gebrek aan ‘individuele flair’ verwijt de inmiddels dertigjarige sterschrijver-annex-rallycoureur het Chinese voetbalteam: ‘Zelfs mijn moeder kan al zien waar de passes heengaan, laat staan de tegenstander.’ Maar vaker is zijn eigen generatie het mikpunt van spot, vooral vanwege hun enge nationalisme – ook een product van het onderwijs.
Han Han kan zich erg vrolijk maken over de sullige protesten die op internet worden aangetekend tegen bijvoorbeeld het beeld van China dat in westerse films als Mission: Impossible wordt getoond. Was die aan balkons te drogen hangt? Dat zijn Indiase taferelen, een volstrekte belediging van China! Als een CNN-reporter met een handgranaat naar China zou komen en een stel mensen zou opblazen, grapt hij, zou er minder verontwaardiging klinken dan als die reporter alleen een denigrerende opmerking over het Chinese volk had gemaakt. Dit alles plaatst de felle anti-Japanse protesten naar aanleiding van de bekende betwiste eilandengroep in een ontluisterend perspectief: ook daar toont Han Han fijntjes aan dat dat patriottisme niet zozeer diepgeworteld is als wel ‘aangeleerd’.
Maar niet alleen de jeugd, ook de overheid mist volgens hem opvoeding. Keer op keer hoont hij het knullige optreden van ambtenaren, waarmee de overheid steeds verder haar gezag onder de bevolking verliest. Hij fileert de beschamende toestanden bij rampenbestrijding (aardbeving in Sichuan, ongeluk hogesnelheidstrein) en ook het staatstoezicht op internet moet eraan geloven. Zo maakte de provincie Gansu ooit overijverig bekend dat ze ‘650 internetcommentatoren’ ging inzetten om de publieke opinie daar ‘in goede banen te leiden’. Natuurlijk hadden die ‘mollen’ geheim moeten blijven, met als gevolg dat de overheid zijn eigen provinciale staf moest gaan censureren om het nieuws te blokkeren! Ja, wat censuur betreft is Han Han op zijn vileinst: de brand in het gebouw van de Chinese staatstelevisie roept bij hem enkel leedvermaak op, het is de climax van de ‘lange loopbaan in zelfverbranding’ waarop dat ‘nieuws-vertekenende’ instituut zich kan beroemen.
Niet voor niets geeft Han Han zijn stukjes over ambtenaren titels mee als ‘Cursus overheidsfunctionaris, les één’ – telkens weer laat hij met een knipoog zien dat men in China niet zelf leert denken. En als er iets is wat hij door zijn teksten zelf doet, is het de miljoenen jonge lezers die hij heeft porren om dat juist wel te doen. Porren, want belerend is hij niet: hij gaat altijd van zichzelf uit, en zelfspot is hem ook niet vreemd.
Buitenlandse commentatoren ‘verwijten’ Han Han weleens dat hij zich er vaak maar met een grapje vanaf maakt en nooit eens de stap naar het echte dissidentschap waagt. Maar na lezing van de zestig column-achtige stukken in This Generation kun je alleen maar concluderen dat Han Han daar domweg het type niet voor is. Hij blijft onafhankelijk en heeft geen program, niet eens uit voorzichtigheid, eerder uit overtuiging.
In de recentste stukken vertelt hij hoe hij na veel mopperen op het systeem en koppig blootleggen van onrecht tot het besef is gekomen dat het anders moet. Al te grote idealisten dreigen volgens hem de realiteit uit het oog te verliezen en kunnen soms net zo dictatoriaal worden als de machthebbers waartegen ze zich verzetten. Een schrijver moet daarom bereid zijn niet alleen de machthebbers maar ook het volk aan te pakken. De Partij is bovendien zo groot dat ze bijna één is met het volk, dus als je het volk verandert, verander je alles. Democratie, stelt hij, komt er vroeg of laat toch, maar daarvoor zijn eerst een beter rechtssysteem, onderwijs en cultuur nodig.
Deze ‘nieuwe mildheid’ kwam hem op kritiek te staan, maar eigenlijk doet hij op zijn eigen manier wat veel dissidenten zeggen. Nobelprijswinnaar Liu Xiaobo, bijvoorbeeld, schrijft in zijn bundel Ik heb geen vijanden, ik ken geen haat (De Geus 2012) dat een ‘drastische regimewijziging’ niet aan de orde is en het te volgen pad voorlopig ligt in ‘hervorming van onderaf’ en het creëren van een ‘zelfbewust volk’. Wel, bewustmaking is bij uitstek Han Hans ding, en hij spreekt ook nog eens de taal van het volk: ‘Pas als Chinezen in de auto leren hun grootlicht te doven bij tegenliggers, zijn ze rijp voor democratie’.
Oorspronkelijk verschenen in de Volkskrant, 2 februari 2013