Volmaakt geluk betekent: vrij van geluk

De Tao is leeg.

Zo leeg dat wat je er ook in doet,

hij toch niet vol raakt.

Zo bodemloos diep

dat daar zich de heilige plaats wel lijkt te bevinden

waar heel de schepping vandaan zou kunnen komen.

Hoe leeg en diep ook, de Tao in de woorden van Lao Zi, hier geciteerd uit de nieuwste vertaling van Het boek van de Tao en de innerlijke kracht, zal opnieuw bij veel Nederlanders een snaar weten te raken. De vertalingen van de andere twee taoïstische meesters, Zhuang Zi en Lie Zi (Augustus, 2007 en 2008), beleefden herdruk na herdruk, terwijl van de eerste zelfs een luisterboek verscheen (bij Rubinstein), voorgelezen door de aanzwengelaar van deze populariteit, sinoloog en vertaler Kristofer Schipper.

Bijna had op de 12 cd’s de stem van Freek de Jonge geklonken, van wie het idee kwam voor deze orale overdracht. Verrassend? Misschien minder dan het lijkt. Niet alleen omdat Zhuang Zi nog altijd even grappig en snedig klinkt als hij 2500 jaar geleden moet hebben gedaan, maar ook omdat er nog iets anders is wat De Jonge met Schipper verbindt, namelijk het feit dat beiden domineeszoon zijn, zo bleek tijdens een radiouitzending van De avonden.

Het is niet toevallig dat Schipper de wereldwijde verbreiding van Het boek van de Tao, een ontoombaar ‘natuurlijk fenomeen’, in zijn voorwoord kenschetst met de knipoog: ‘Er is geen religieuze organisatie die zich inzet om het boek te propageren door het, bijvoorbeeld, in de nachtkastjes van hotelkamers te leggen.’ De Chinese ‘leer zonder dogma’s’ was in de jaren zestig voor menigeen het antwoord op de verstikkende kerkelijke moraal, zoals hij tegenwoordig misschien de spirituele leemte sinds de ontkerkelijking opvult.

Een leemte opvullen met een leer waarin alles draait om leegte? Ja, dat kan, als je leegte opvat zoals de taoïsten – wat niet altijd gemakkelijk is. Deze passage is bijvoorbeeld nogal eens verkeerd begrepen: ‘De Wijze, wanneer hij bestuurt/ leegt hij de harten,/ vult de buiken,/ verzwakt de verlangens,/ versterkt de botten’. Een pleidooi voor het dom houden van het volk door het materieel te verzadigen? Met het keizerlijke China in het achterhoofd, heeft menig vertaler deze interpretatie aangehangen.

Maar het ‘legen van het hart’ betekent eigenlijk het ‘vasten van het hart’, oftewel het uitbannen van menselijke gedachten en verlangens, om in die geestelijke stilte één te kunnen worden met de Tao, het onkenbare, alleen intuïtief benaderbare oerprincipe dat de natuur regeert en waarvan de mens hopeloos is afgedwaald.

De mythische aartsvader Lao Zi deelt ons deze ‘natuurfilosofie’ mee in aforismen, waarvan er vele beroemd zijn geworden: ‘om de wereld te kennen, hoef je de deur niet uit’, of: ‘wie weet spreekt niet, wie spreekt weet niet’. Schipper heeft ze telkens op de rechterpagina geplaatst en er aan de linkerkant zijn commentaar bijgezet – een elegante oplossing om het vaak duistere origineel toe te lichten, waarbij hij overigens voortdurend de anekdotes van Zhuang Zi gebruikt, Lao Zi’s vroegste commentator tenslotte.

Met name verhelderend is het wanneer Schipper laat zien hoe het taoïsme zich afzette tegen de rigide levensleer van het confucianisme. Waar Lao Zi uitroept: ‘Hou op met leren, dan leef je onbezorgd!’, reageert hij speels op Confucius’ donderpreek: ‘Leert! Dan weet gij pas hoeveel gij tekortschiet!’ Je kunt je voorstellen wat een Nederlandse domineeszoon daarin hoort weerklinken…

Alle onmisbare uitleg ten spijt, is het jammer dat Schipper in zijn afsluitende essay eigenlijk nalaat wat hij zich aan het begin ervan wel voorneemt, namelijk iets te zeggen over ‘de plaats [van het taoïsme] binnen de menselijke cultuur in het algemeen’. Maar daarin voorziet het essayboek Leyuan, de tuin van het geluk door Jan De Meyer, die voor Augustus eerder al Lie Zi vertaalde.

De Vlaamse sinoloog verzamelde Chinese filosofische teksten over levensgeluk – niet om een ‘newage-zelfhulpboek met instantgeluks-recepten’ te schrijven, maar omdat de Chinese wijsbegeerte nu eenmaal altijd die praktische inslag van levenskunst heeft gehad. Al presenteert De Meyer zich spottend als een ‘veredelde ceremoniemeester’, zijn voorkeur voor het taoïsme steekt hij niet onder stoelen of banken.

De confucianisten schreven niet zoveel over geluk, hooguit enigszins belerend: dat je het ook in armoede kon vinden; weest matig! Voor de taoïsten, niet verrassend, school de essentie in de leegte van het hart: wie niet meer hecht aan welstand, is vrij van zorgen om zijn bezit, leren loslaten in het leven betekent geen angst meer voor de dood. Niet najagen, dat geluk, zegt Zhuang Zi daarom, volg je spontane aard en aanvaard wat er op je afkomt, ‘het volmaakte geluk is vrij van geluk’.

Het sterkste verschilpunt tussen de twee stromingen ligt in de rol die zij het individu toebedelen. Dat is voor de confucianisten uiteindelijk altijd die van het ‘radertje in de maatschappij’: iedereen dient zijn eigen persoon te cultiveren, ja, maar enkel om zijn ouders en zijn heerser te dienen. De taoïsten daarentegen zochten zelfcultivering eerder in het zich terugtrekken uit de maatschappij.

Met liefde weidt De Meyer uit over het kluizenaarschap, wat in China geen ascetisch bestaan in een berggrot hoefde te zijn, maar eerder een zaak van de geest was. Wat zij in hun gedichten ook schreven, Chinese kluizenaars leefden gerust in riante buitenverblijven, louter om aan de eisen van het openbare leven te ontsnappen en hun ‘ik’ te laten opgaan in de lege, diepe Tao.

Op dezelfde manier was dronkenschap, ook veelvuldig bezongen in de Chinese poëzie, dikwijls slechts een retorische figuur voor het leegmaken van de geest, niet het bedwelmen ervan. Het doel was een ‘van emoties ontdane gelukzaligheid’, zoals in het utopische Dronkenland uit een weemoedig reisverhaal van klassiek dichter Wang Ji: ‘De mensen laten zich er leiden door puurheid en kennen geen liefde of haat, geen vreugde of boosheid.’

Of de westerse lezer tot een zo grote gelijkmoedigheid in staat is, valt te bezien, maar net als De Meyer zal hij zeker rust vinden in de tevredenheid die uitgaat van ‘een leeggemaakte geest en een volle kruik wijn’.

Oorspronkelijk verschenen in de Volkskrant, 27 mei 2010

Lees ook: Weten en vergeten

2 gedachten over “Volmaakt geluk betekent: vrij van geluk

  1. Pingback: Gelijkhebberij is niet des Tao’s | Aards maar bevlogen

  2. Pingback: Het is een kwestie van concentratie | Aards maar bevlogen

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s