Han Shaogong (zeer kort verhaal)

Communesecretaris X was een klein dikkertje met een bleke huid. Hoewel hij goed in het vlees zat en al over de veertig was, had hij nog altijd een fijn kinderstemmetje, hoger dan de helderste vrouwenstem in de wijde omtrek. Hij kreeg er van alle kanten zo veel complimentjes over, dat hij vaak trots aan mensen van buiten vroeg: ‘Wat vindt u van mijn timbre?’
Als de commune een revolutionaire rijstplantopera moest opvoeren, werd hij door de jongeren gniffelend opgepord om op een donker plekje achter de coulissen de partijen voor de acteurs op het toneel in te zingen. De man, de vrouw, de clown of de bruut, alle rollen nam hij voor zijn rekening; en of het nu de theeplukkersaria of de ‘overreding van de echtgenoot’ was, één blik op de tekst en hij hief aan. Na afloop van zo’n hele set vertoonde hij ook geen spoortje van vermoeidheid, zijn stem klonk nog altijd als een klok, even kristalhelder als aan het begin. De verraste bijval van het publiek maakte de secretaris nog voller van zichzelf; met een stralend gezicht liep hij dan zingend en wel naar huis.
Vergeleken met alle uitbundigheid van die avonden, maakte hij overdag maar een uitgebluste indruk. Tijdens vergaderingen zat hij met zijn hoofd op zijn armen tegen de muur te dommelen. Als een collega hem tegen zijn voet schopte en siste: ‘hé’, schrok hij met een ruk wakker, keek gejaagd om zich heen en vroeg: ‘Wat? Een aanslag op voorzitter Mao? Nee?’ Om dan gauw een zucht van verlichting te slaken, met getuite lippen van zijn thee te nippen en onverstoorbaar op te merken: ‘Nou, dan kan ik toch wel even een dutje doen?’ Waarmee hij de hele zaal weer aan het lachen kreeg en alle kritiek op zijn persoon als sneeuw voor de zon verdween.
Tijdens de vergadering mocht hij er dan niet helemaal bij zijn met zijn gedachten, de rapportage achteraf liep altijd van een leien dakje. Kwiek en vlot dreunde hij alles op: punt a, punt b, punt c – luid en duidelijk, en nagenoeg zonder fouten. Toch verzuchtte hij dikwijls dat zijn schriftelijke verslagen, vruchten van uren arbeid, zo bitter weinig succes oogstten. De wapenfeiten van de commune bereikten maar zelden de krant of de radio, en zijn directe baas reageerde er altijd maar lauwtjes op.
Kon het niet zijn, dacht hij op een gegeven moment bij zichzelf, dat zijn vakbroeders enkel hogere publicatiescores haalden omdat ze sneller opereerden en eerder met hun verslag op de proppen kwamen? Met een klap op zijn dij zag hij het licht: hij besloot het radicaal over een andere boeg te gooien en voortaan iedereen te snel af te zijn. Toevallig stond Vrouwendag voor de deur, en de commune had bepaald dat er in het kader van de ‘verwerping van oude zeden’ een collectief bruiloftsfeest voor jongeren moest worden gehouden. Secretaris X nam dit direct tot zijn onderwerp en beschreef vijf dagen van tevoren al in geuren en kleuren een groots huwelijksfestijn in een van de productiebridages: hoe de jongeren de gelofte aflegden, hoe diep geroerd de oude boeren waren, over de ‘gezamenlijke steun’ en de ‘gezamenlijke wensen’, enzovoort, enzovoort. Hij zorgde voor vijf afschriften, die hij stuk voor stuk van een officieel stempel voorzag en vol enthousiasme opstuurde naar de kranten, de radiostations en het districtsbestuur.
De eerste departementschef van het districtsbestuur wierp na lezing een blik op de kalender en vroeg zich met een donkere frons af waarom er al een verslag was terwijl de grote gebeurtenis nog niet eens had plaatsgevonden. Geen wonder dat de leiders het ‘doordringen in de realiteit’ opnieuw op de agenda wilden zetten, concludeerde hij, de houding van de pers moest inderdaad eens goed worden aangepakt! Met zijn geitenharen penseel schreef hij in zwierige karakters een officieel bescheid, waarin hij secretaris X opdroeg zich persoonlijk ter plaatse te begeven en opnieuw verslag van zijn bevindingen uit te brengen, dat vervolgens naast zijn eerdere verslag zou worden gehouden en zo uitstekend kon dienstdoen als lesmateriaal voor de ‘verbetering van werkhouding in het perswezen’.
Secretaris X brak het koude zweet uit toen hij die opdracht kreeg. Hij besefte dat hij met knoeien en sjoemelen uiteindelijk van kwaad tot erger zou vervallen, en een grote boetvaardigheid maakte zich van hem meester. Prompt zette hij zijn gevulde lichaam in beweging en zakte met grote, deinende passen af naar de brigade. Na zorgvuldig onderzoek van het bruiloftsfeest in al zijn facetten, bleken de feiten echter wonderwel overeen te stemmen met zijn oorspronkelijke verslag; de werkelijkheid bracht weinig nieuws. Dat men de juiste leuzen respecteerde, zoals ‘Later trouwen, leren van Dazhai’, was natuurlijk te verwachten, maar zelfs de geloften en de ontroering bleek hij achteraf tot in detail te hebben voorzien.[1] Met de pen in de hand nam hij zijn oude verslag nog drie keer door, maar hij vond het een pareltje en besloot er geen woord aan te veranderen.
De departementschef stond uiteindelijk dus met zijn mond vol tanden, wat de secretaris nog jarenlang naast zijn schoenen deed lopen. Voortaan maakte hij domweg maanden van tevoren een stapel rapporten klaar, systematisch gerangschikt op onderwerp, waardoor hij telkens bespaard bleef van een hoop haast- en vliegwerk op het laatste moment.
December 1985
(Vertaling Mark Leenhouts)
[1] Het plaatsje Dazhai werd in 1964 door Mao Zedong aangewezen als modelbridage, een nationaal voorbeeld voor zijn landbouwhervormingen. Hij deed dat onder meer met de befaamde leuze ‘Voor landbouw, leren van Dazhai’.
Oorspronkelijk verschenen in Het trage vuur 46, juli 2009