De schepper van rechter Tie

‘Een man van drie levens’ was hij, Robert van Gulik: diplomaat, sinoloog en schrijver. Al dekt die titel van zijn biografie uit 1993 de lading, het blijft slechts een poging om vat te krijgen op een man die volledig schuil lijkt te gaan achter zijn uiteenlopende belangstellingen. Ook het zojuist verschenen gedenkboek voor zijn honderdste geboortedag wil, volgens samensteller Marco Huysmans, recht doen aan de veelzijdigheid van deze ongrijpbare schepper van de befaamde Rechter Tie-romans.

Natuurlijk was het China dat Van Guliks drie levens verbond – maar niet alleen als object van zijn fascinatie. Het gedenkboek, een bonte, kwalitatief nogal wisselende bundel bijdragen, laat eens te meer zien hoezeer Van Gulik zich identificeerde met het klassieke ideaal van de Chinese ambtenaar-literaat, zoals dat in zijn geliefde Ming-dynastie in zwang was.

Niet alleen verluchtigde Van Gulik zijn Rechter Tie-mysteries met op Ming-platen gebaseerde tekeningen, die hij zelf maakte in zijn met Ming-meubels ingerichte werkkamer, hij wist ook drommels goed dat Ming-ambtenaren zich onderscheidden door hun bedrevenheid in de kunsten. Zij kalligrafeerden, dichtten en schilderden als amateur in de oorspronkelijke, positieve betekenis van het woord: beoefenaar niet-om-den-brode.

Het lijkt perfect van toepassing op al Van Guliks hoedanigheden. Als diplomaat ging hij geheel zijn eigen gang en epateerde zijn collega’s met informatie die hij bij kunstvrienden of in het nachtleven opdeed. Maar een van de bijdragen in het gedenkboek, een rapport van het ministerie van Buitenlandse Zaken, toont aan dat hij vaak zozeer in cultuur geïnteresseerd was, dat hij op politiek vlak weleens van naïviteit getuigde – kritiek die ook de Ming-ambtenaren ten deel viel.

Als wetenschapper is hij eveneens een eigenzinnige liefhebber te noemen. Waar heeft hij niet over geschreven? De Chinese luit, de gibbon, erotische kunst; het gedenkboek neemt zelfs opstellen op die hij als negentienjarige bolleboos schreef over bijvoorbeeld het Chinese schrift. Als er een rode lijn in zit, is het zijn algemene, menselijke invalshoek, zijn bewondering voor de Chinese way of life.

Met dezelfde blik bezag hij ten slotte ook de literatuur. Die moest vooral leerzaam en historisch verantwoord zijn, blijkens een interview in het boek. En als het geen verhalen ‘met kop en staart’ waren, ‘vermorste’ hij zijn tijd er maar mee. Als een ware dilettant verdedigde hij de detective; van de ‘echte’ literatuur ging alleen Couperus nog: ‘Van oude mensen. Is dat geen thriller?’

Of het gedenkboek Van Gulik grijpbaarder maakt, weet ik niet, maar gewoon genieten van het rijke beeldmateriaal mag ook.

Zie ook: www.rechtertie.nl

Oorspronkelijk verschenen in de Volkskrant, 25 september 2010