Waar heeft Het rijk der lichten van de Koreaanse romancier Kim Young-ha die exotische cover toch voor nodig? Daarop staat een hemel vol rode lampions afgebeeld, terwijl uit het boek blijkt dat Kim (1968) de schilderijenreeks ‘Het rijk der lichten’ van surrealist Magritte bedoelt: verwarrende landschappen waarop onder een stralende, zonnige hemel de aarde in nacht is gehuld.
Dat beeld past geheel bij de roman, waarin niets is wat het lijkt. De gezapige veertiger Kiyong, die op zijn 21e als spion van Noord- naar Zuid-Korea werd gestuurd, leidt al jaren een volstrekt geassimileerd undercoverleventje met vrouw en kind, als hij tot zijn schrik wordt teruggeroepen.
Kiyong waande zich een ‘vergeten spion’ en had ook nooit iets spectaculairs hoeven doen, enkel informatie vergaren over het gewone Zuid-Koreaanse leven, bedoeld voor het opleiden van nieuwe spionnen in het communistische P’yongyang. Zelf was hij daar ook opgeleid, op een soort filmset waar het straatleven van kapitalistisch Seoul was nagebootst, om te wennen aan de andere omgangsvormen. Was er ooit iets ‘echt’ aan zijn leven, vraagt hij zich plots af.
In de laatste 24 uur die hij krijgt om zijn koffers te pakken, trekt dat leven aan zijn ogen voorbij. Flashbacks, laatste gesprekken en onverwachte ontmaskeringen tonen niet alleen zijn eigen identiteitscrisis, maar ook die van zijn opgedeelde land.
Kim Young-ha gaat een stapje verder dan zijn oudere collega Hwang Sok-yong (1943), die met Mijnheer Han (Arbeiderspers 2005) de klassieke roman over de Koreaanse opdeling schreef. Dat is het afstandelijke relaas van een noordelijke vluchteling die in het zuiden voor spion wordt aangezien en maatschappelijk uitgesloten raakt. Zijn tragische lot wekt woede, maar dat van Kims held is beklemmender: met zijn modale bestaan lijkt op het eerste gezicht niks mis, maar in zijn hoofd staat alles op losse schroeven.
Oorspronkelijk verschenen in de Volkskrant, 4 september 2010